De school van mijn vader 3.
De verhuizing van het katholieke Borne met RK jongens- en meisjesscholen en twee RK kerken naar de protestante en gereformeerde gemeente Rhenen moet er een geweest zijn met een enorme impact. Van een grote en open gemeenschap naar een kleine gesloten RK kerkgemeenschap met daaromheen een hek. Wij werden door die omstandigheden mogelijk nog roomser dan de norm. Aan missiewerk werd niet gedaan. Het was niet te doen gebruikelijk, dat je vol overtuiging uitkwam voor je geloof: je moest ten slotte ook nog een beetje kunnen leven in de gemeente Rhenen. De scheidslijn tussen de verschillende geloofsgemeenschappen onderling was zeer scherp en was nogal bepalend voor de aanmaak van vrienden en vriendinnen.
Candia was de voetbalclub in Rhenen. Alle leden van die vereniging waren andersdenkenden. Ik had er graag bij gewild, maar het antwoord op die vraag was op voorhand zo helder, dat ik de vraag nooit heb gesteld. Je kon daar maar beter wegblijven vonden de onzen.
Rhenen had een klein RK houten kerkje en een RK school in aanbouw. De normaliteit bij een school in aanbouw is, dat er een eerste steenlegging plaats vindt, uitgevoerd door plaatselijke notabelen onder begeleiding en zegeningen van een kerkelijk leider in ceremoniële kledij, kollaar, superplie en bonnet, onder aanroeping van het opperwezen om zijn zegening voor de school en de steen. Dit is niet gebeurd.
Wat de reden hiervan is geweest is niet duidelijk, maar ik gis en denk dat men ietwat bevreesd was voor negatieve publiciteit richting de roomsen; de beeldenstorm was al wat even geleden, maar je kon niet voorzichtig genoeg zijn met zo’n houten kerkje.
Overigens denk- en gis ik, dat die kerkelijk leider, de pastoor, op enig moment nadat de avond was gevallen, in zijn eentje een steen heeft geselecteerd, gezegend en vast gemetseld in het schoolgebouw.
In mijn aller-oudste gedachten zie ik hem vervolgens in de aardedonkerte terug sluipen naar zijn pastorie. Daar trekt hij met zijn breedste glimlach een fles wijn open en brengt een toost uit op de RK Kerk, daarna een op de notabelen, dan een op de geheime eerste steen en tenslotte een op alle andersdenkenden in Rhenen en omstreken. Het laatste restje bewaart hij voor de volgende morgen; er moet dan weer gewerkt worden.
Zijn glimlach gaat over in een triomfantelijke grijns. Hij heeft het geflikt; niemand heeft hem gezien en hij weet zeker dat getuigenverklaringen van gissende denkers niet tellen. Wat hij in die donkerte daar heeft gedaan: “de geheime steenlegging”, geeft hem een kick en koude rillingen en al dergelijk soort dingen. Dat hij met zijn stiekeme gedrag zijn geloofsovertuiging niet die missie-uitstraling geeft, die noodzakelijk is voor het verbreiden van het geloof, neemt hij aanvankelijk op de koop toe, maar gaande de avond en nacht wordt hij besprongen door de duivelse gedachten dat zijn gedrag op een verloochening van zijn geloof gaat lijken, de christenvervolging sijpelt door zijn hersenpan. Is dit een beproeving (drank doet meer goed dan je denkt)? Hij schrikt van zijn eigen helderheid en zoekt naar een oplossing om zijn verloochengedrag een plaats te geven. Hij kiest voor de afdeling dagelijkse zonden omdat je die elke avond met afwaswater weg kunt spoelen.*
De rust keert terug in zijn gevoel en hij weet: het opperwezen is altijd vervuld geweest van empathie, ook deze keer zal hij met hem mee voelen; het was voor het goede doel en het doel heiligt de middelen. Hij neemt zich in overleg met het opperwezen voor, dat nooit iemand dus ook echt niemand ooit kennis zal dragen van de geheime steenlegging. Ze kunnen denken en gissen wat ze willen, maar ze zullen er nooit achter komen, punt uit. Hij loopt, enigszins beneveld door de wijn, naar de grammofoon op het dressoir, selecteert een gregoriaans hooglied, zet de volumeknop op max, vleit zich in zijn pastorale stoel, sloot de ogen en genoot intens van de muziek en het leven op aarde. Dit leven is waard om geleefd te worden, mompelt hij. Tussen het eerste en tweede hooglied was een stilte. Die stilte wordt vervolgens geaccentueerd door een plotseling opdoemend lichtschijnsel, dat afstraalt van een lichaam omhuld door een hagelwitte peignoir en getooid met twaalf krulspelden, dat daar staat tussen de suitedeuren van de kamer en suite van zijn pastorie als ware zij uit de hemel geparachuteerd: zijn huishoudster! En zij neemt het woord. De muziek staat te hard Herman, je drinkt te veel Herman, je kijkt balorig Herman, je ogen staan niet goed Herman, waar ben je geweest Herman? Uit je uitstraling blijkt overduidelijk dat je iets hebt gedaan wat ik niet weet Herman, vertel het mij nu! Het “vertel het mij nu” wordt met stemverheffing en oog- ondersteuning dwingend naar hem toe uitgesproken. De pastoor ziet haar daar staan en kijkt haar aan, hij drukt zijn schouderbladen diep in de ruglening van zijn stoel. Ze is fors, haar hagelwitte peignoir hangt losjes om haar lichaam, een stoffen riem zorgt voor een goede sluiting. De kaasprikkertjes waarmee ze haar twaalf krulspelden heeft vastgezet, steken als puntige stekels uit haar hoofd. Hij kan haast niet geloven, dat zij het is die hem op de proef moet stellen. Is zij het leidende voorwerp bij deze beproeving. Hij voelt zich sterker worden; als dit de beproeving is, dan zal ik die moeten doorstaan. Alleen zij daar tussen die suitedeuren kan roet gooien in zijn geestelijk leven en het voor altijd vergallen. Na afloop van deze doorstane beproeving zal er nooit meer iemand zijn, die zal twijfelen aan zijn uitspraken, misdenkende en gissende mensen daar gelaten.
Hij staat op uit zijn stoel en begint te getuigen en te zweren dat er helemaal niets is gebeurd, dat hij de hele avond heeft gewandeld in de buurt van de school en dat hij daarna in zijn pastorie alleen nog wat glazen wijn heeft gedronken, dat er nog een glas over is en dat hij die voor morgen voor het werk wil bewaren. In zijn gedachten ziet hij het opperwezen goedkeurend knikken; hij heeft de beproeving glansrijk doorstaan. Het lichtschijnsel tussen de suitedeuren van de kamer en suite van zijn pastorie dooft en ergens in de donkerte mompelt iemand “ik ga naar boven, ik heb slaap, ik ga naar bed”. De pastoor knikt. Er komt weer een glimlach op zijn gezicht, die ook nu weer overgaat in een triomfantelijke grijns, hij heeft het geflikt, zijn monoloog heeft de doorslag gegeven, hij geniet. Hij loopt naar zijn grammofoon en selecteert hooglied nummer twee en zingt de tekst uit volle borst mee. Op haar slaapkamer gaat het licht aan en zijn naam echode via de vier muren van haar kamer en het trapgat zijn kamer binnen. De naald gaat van de grammofoon en het wordt stil.
(*Heel veel jaren later kreeg Herman de bijnaam “De kleine Petrus”.)
Door het geheim van die eerste steen, door het feit dat hij niet gelabeld was en de houdbaarheidsdatum van de zegening was verlopen (er werd geen straling meer geconstateerd), is de steen bij de sloop van de school niet gevonden.
Denken is de meest ultieme vorm van vrijheid, niemand kan het denken zien, lezen of voelen. Als het denken op papier wordt gezet, dan houd die vrijheid op. Meningen dalen over de schrijver heen; hij wordt afgepeld tot zijn nakie. Maar ik denk, dat het met het geheim van de eerste steen ongeveer zo gegaan moet zijn, want zo ging dat vroeger. Beproevingen waren van alle dag.
De school van mijn vader kent dus geen eerste steen. Wel is in de gevel boven de hoofdingang van de toenmalige nieuwbouw de beeltenis van St-Cunera ingemetseld.
Cunera is in Rhenen van iedereen en dat geeft om die reden ook geen negatieve geloofsprikkelingen.
Voorafgaande aan de sloop is deze beeltenis uit de gevel verwijderd. Het is de bedoeling dat deze een prominente plaats krijgt in het nieuwe schoolgebouw.
18 september 2014
Eerste steenlegging en viering van het hoogste punt van de school in aanbouw.
Vanuit de tijdelijke behuizing van de Cuneraschool aan de Groeneweg, kronkelt een lang lint van schoolkinderen twee aan twee door Rhenen, naar de Cuneraschool in aanbouw aan de Stationsweg. Ze zijn feestelijk gekleed en maken herrie met meegebrachte toeters en bellen.
Op de plaats van de school van mijn vader staat nu die hypermoderne school van hun in aanbouw. Het is een mooie en zal plaats bieden aan minimaal 300 leerlingen, verdeeld over 13 klaslokalen.
Eerstesteenleggingen zullen nooit veranderen dacht ik. Niets is minder waar, maar de zegkracht van de handelingen “de symboliek” blijft.
Er wordt vandaag een plastic koffer ingemetseld met daarin wensen van kinderen over de toekomst van deze school. De inhoud van die wensen blijft geheim, een beetje analoog aan de geheime eerste steen van pastoor Herman. Het mooiste van een geheim is, dat het blijft. De plastic koffer zit goed dicht.
Op het hoogste punt van die school van hun is met ouderwetse zegkracht een vlag geplaatst. De symboliek: op hoeveel plaatsen is dit al niet meer gebeurd?
Twee feestelijkheden op een werkdag is heel anders dan één feestelijkheid op die dag; het scheelt een werkdag voor BAM. Ze hebben haast die bouwers.
Indien nodig, bij bijzondere ontwikkelingen (bij voorbeeld als de school van hun wordt geopend), praat ik u middels onze site bij.
Vr. Gr. B.A.R.T.
A.J.Kemperman..
Reacties