Rob Rood hielp als brandweerman mee met het opruimen van de puinberg van de Bijlmerramp
door Kempkip · 4 oktober 2022

Dit artikel is op dinsdag 4 oktober 2022 verschenen in het Noordhollands Dagblad
Cees Beemster
Vandaag om 11:00
Blokker
Het is vandaag precies dertig jaar geleden dat een Boeing vrachtvliegtuig van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al op de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in de Amsterdamse Bijlmer stortte. Rob Rood (73), destijds wonende in Blokker, hielp in de dagen hierna als brandweerman mee om de enorme puinberg van deze ramp op te ruimen.
„Ik ben blij dat ik niet als eerste bij die plek aankwam. Want wat moet je doen?”, beseft Rob Rood die tegenwoordig als gepensioneerd brandweerman in Heiloo woont.
De Bijlmerramp kostte het leven aan 43 mensen. Nog eens 26 mensen raakten gewond. De vliegtuigcrash beheerste lange tijd het Nederlandse nieuws. Aanvankelijk zouden er 1.566 mensen vermist zijn. Dit bleek bij lange na niet te kloppen doordat mensen ten onrechte op deze lijst waren beland die illegaal in ons land waren of schulden hadden. Daar hadden Rob Rood en zijn collega’s van de Amsterdamse brandweer destijds nog geen weet van.
Gezellig etentje
„Het gebeurde kort voor Studio Sport die zondagavond”, weet Rob nog. Hij had net als zijn collega’s juist voor die avond zijn gezin uit Blokker naar de brandweerkazerne in de Marnixstraat laten komen voor een gezellig etentje. Via de alarmcentrale en het geruchtencircuit werd voor hen al snel duidelijk dat er iets heel ergs was gebeurd. „Een bevelvoerder zei dat er zo’n tachtig woningen verwoest waren. Dat geloofde je niet want wij hadden gehoord dat het om een klein zakenvliegtuigje ging. De één hoorde dit en de ander weer dat.”

Een voertuig van zijn kazerne snelde nog dezelfde avond naar de Bijlmer. Rob niet. „Er was een schema gemaakt van de brandweer in Amsterdam om in ploegendiensten die enorme berg puin op te ruimen die door de crash was ontstaan. Ik kwam daar op de dinsdagochtend erna. En ook op de donderdag heb ik daar geholpen.”
Identificatie
Wat hij aantrof waren de restanten van de verwoeste delen van de twee flats die door de klap met het vliegtuig als een soort landtong een stuk voor de flats lagen. „Het was een behoorlijke heuvel. Er lag werkelijk van alles: staal, steen, kledingstukken en meubels. We werkten met de hand en met een schep om de berg stukje bij beetje af te graven. Kledingstukken die we vonden werden gefotografeerd. Dat was van belang voor de identificatie van de slachtoffers en zo werd ook duidelijk welk deel van de berg welke etage geweest moest zijn.”
Of hij in die enorme berg omgekomen mensen of delen van mensen heeft gezien weet hij niet meer. „Het was één grote grijze brei”, vertelt Rob. „In het begin waren we heel voorzichtig aan het graven. Ik weet nog dat ik de vrijdagavond erna verbaasd was toen ik op televisie zag dat de berg opeen bijna gehalveerd was. Maar dat was logisch omdat er geen overlevenden meer waren.” Collega brandweerlieden die op Schiphol hadden gewerkt zagen al snel dat het gecrashte vliegtuig een vrachtvliegtuig moest zijn geweest. „De stukken beplating van het toestel die we vonden, waren dikker dan van een passagiersvliegtuig.”
Rob Rood thuis: ,,Ik denk nooit aan de Bijlmerramp terug. Bij de brandweer deed je wel duizend klussen per jaar.’’© Foto Erna Faust
Hoe groot de berg puin ook was; het beeld staat Rob drie decennia later niet scherp meer voor de geest. „De aanblik van die flats met dat gat maakte veel meer indruk. Dat was onwezenlijk”, vindt hij nog steeds. Toch heeft hij er nooit een nachtmerrie van gehad. „Ik denk er ook nooit aan terug. Van die tv-serie over de Bijlmerramp heb ik nog niets gezien. Weet je, bij de brandweer deed je wel duizend klussen per jaar. Als je terug kwam ging het op de kazerne al snel weer over het voetbal. Praten met elkaar over hoe jij de actie had beleefd, gebeurde in mijn eerste jaren sowieso niet.”
„Het terugvinden van de zwarte doos van het vliegtuig leefde nog het meeste. Bij ons ging al snel het gerucht dat een brandweerman die al de eerste dag zou hebben gevonden. Maar hoe dat allemaal zat, ging aan ons voorbij. Mannen in witte pakken die daar onderzoek deden? Ja die waren daar, maar daar keken wij niet van op. Die zag je wel vaker. Wij maakten ons daar als brandweer niet druk over. En ook niet over wat de lading van het El Al-toestel geweest was.”
Explosie
Hij kwam bij de brandweer direct nadat hij zijn militaire dienstplicht had vervuld. „Daar was juist de groetplicht afgeschaft en mocht je lang haar dragen, maar bij de brandweer moest ik weer groeten en stonden we ook gewoon weer op appèl.” Dat was in 1970. Als kersverse brandwacht werd hij een jaar later direct ingezet bij de explosie in de chemische fabriek Marbon in het westelijk havengebied. Tijdens bluswerk explodeert een gasmengsel waardoor vijf Amsterdamse brandweermannen en vier leden van de bedrijfsbrandweer om het leven komen. Nog eens 22 personen raken gewond. „Ik zei na afloop van die actie dat ik bang was geworden voor alarmbellen en alarmlichten. Dat had ik van de brandweerofficier niet mogen zeggen. Dat kon ik volgens hem niet maken.”
Een brand in de Staatsliedenbuurt overleefden Ron en een collega ternauwernood. Ze raakten ingesloten door het vuur toen ze naar boven klommen. „Er stond een tafel waar we toen onder zijn gedoken. Ik dacht werkelijk waar dat het met ons gebeurd was. Maar doordat de brandweer met blussen begon in het trapportiek in plaats van per etage konden wij nog snel naar beneden rennen.” Ook die brand boven in een hotel waarbij hij bovenop een laddertje stond te balanceren om bij een slachtoffer op een balkon te komen, vergeet hij nooit meer. Die persoon bleek weer binnen te zijn gegaan en was gestikt.”
Gezicht
„Kijk nooit naar het gezicht van het slachtoffer heeft mijn vader mij geleerd. Dat klopt. Je moet verder. Al is het goed dat brandweerlieden nu meer praten over wat ze beleven. Er zijn brandweerlieden met nachtmerries waar niet over gesproken werd. Dat geldt voor de Marbon-explosie maar ook voor de Bijlmerramp. Die mannen die daar als eerste kwamen, konden niets doen. Ze stonden daar bij al die schreeuwende mensen die in paniek waren.”
Iedere hulpverlener verwerkt zoiets anders. „Wij zeiden ’praat met elkaar als er wat is’. Maar dit van hogerhand opleggen werkt niet. Het hangt van de persoon af hoe die met een gebeurtenis omgaat. Ik had een collega die zonder problemen een been amputeerde van een man om hem uit zijn auto te krijgen. Want nu leeft hij in elk geval nog. Dat kan niet iedereen.”
Leuk Rob dat je ook gaat schrijven.
Die ramp had toch wel een enorme impact.
Je doet er een beetje laconiek over. Waarschijnlijk voor een brandweerman de enige manier om te “overleven”.
Kees