Oorlogsverhalen

Kees bericht het volgende:

Enkele maanden geleden heeft de redactie van Libelle (je weet wel het lijfblad van Ria),haar lezers opgeroepen waargebeurde verhalen uit de oorlog op te sturen.Daarvan zouden ze een gedenkboek samenstellen.Dat is een kloek boek geworden (200 blz) met verhalen van de oorlog van de kleine mensen.Iedereen kent natuurlijk: de inval, de jodenvervolging, D-day, Market Garden enz.

Wij hebben toen twee verhalen ingestuurd van Ria’s vader.

Die zijn beide opgenomen maar, zoals wel vaker, heeft de redactie erin zitten snijden waardoor enkeleniet onbelangrijke details ontbreken.
IK heb beide verhalen bijgevoegd.
De titel van het boek is: Libelle 75 jaar Vrijheid (april/mei 2020) en de prijs is  € 14,95.


Mijn vrouw en ik hadden voor en tijdens de oorlog een café in Eindhoven, ongeveer op de plaats waar nu De Bijenkorf staat. De treinen van het “hoogspoor”  reden bijna door onze achtertuin. Ik werkte overdag  bij Philips, mijn vrouw runde dan het café en ’s avonds stond ik zelf achter de tap.

Het centrum van de stad is meerdere keren zwaar gebombardeerd. Ons huis en het café werden elke keer zwaar beschadigd. Zo ook de laatste keer: de ruiten lagen eruit, de deuren hingen scheef in hun scharnieren en er lag een granaatscherf in de wieg van mijn dochter. Het huis was onbewoonbaar en het café onbruikbaar. We vonden onderdak bij mijn schoonfamilie in Den Bosch. Mijn schoonmoeder had daar ook een café: De Blauwe Druif op de Markt. ’s Avonds na mijn werk nam ik de trein naar Den Bosch en ’s morgens vroeg treinde ik weer naar Philips.

Op een dag, op weg naar het station werd ik aangesproken door een man die ik niet kende: “Meneer Van Mierlo. Ik heb een dringend verzoek. Ik weet dat u hier dichtbij een café hebt en dat het al weer een tijdje gesloten is door een bombardement. Ik zou u willen vragen of wij uw café  ’s avonds een paar keer mogen gebruiken voor een belangrijke vergadering. Ik kan u verzekeren dat het gaat om een groepje dappere en betrouwbare Nederlanders”. Het verzoek overrompelde mij. Ik had er bange voorgevoelens bij. Wat stond hier te gebeuren? “Wie bent u ”, vroeg ik “en waarover gaat die vergadering?” “Dat kan ik U niet zeggen en het is beter dat u dat niet weet”, antwoordde de onbekende. Ik ben geen held, wist niet wat te doen en koos voor uitstel: “Dat moet ik eerst met mijn vrouw overleggen”. We zouden elkaar de volgende dag ’toevallig’ weer treffen. Onderweg naar Den Bosch bleef dat gesprek door mijn kop spoken. Na lang wikken en wegen besloten mijn vrouw en ik het erop te wagen omdat de man een keurige heer leek te zijn en een zeer betrouwbare indruk maakte.

We liepen elkaar die avond tegen het lijf, vlak voor het café. Er werd weinig gesproken. “’Het is goed”, zei ik kort. De man was duidelijk opgelucht en zei nog:

“We zullen misschien ook wel een kop koffie of een borrel op drinken, maar het geld daarvoor vindt u de volgende morgen op de bar”. Daarover maakte ik me nog het minst ongerust en ik vertelde hem waar hij de sleutel van de achteringang kon vinden.

De onbekende heeft een aantal keren vergaderd in het geblindeerde café en elke ochtend vond ik het ‘borrelgeld’ achter de tap. Toen ik geen ‘borrelgeld’ meer vond, nam ik aan dat er niet meer werd vergaderd.

Enkele maanden later zat ik in de trein naar Den Bosch en tegenover mij zat de onbekende heer. In mijn onnozelheid begon ik een gesprek. Ik wilde hem mijn complimenten maken dat ze altijd de zaak netjes hadden achtergelaten en de consumpties keurig hadden voldaan. Hij onderbrak me, stond op en zei: “Meneer ik ken u niet. Ik weet niet waarover u het hebt”. Ik was verbouwereerd. Ik vergiste me toch niet. Ik herkende toch die nette heer. Dat was toch die man van die vergaderingen in het café! Maar ik hield verder mijn mond.

Op 18 september 1944 werd Eindhoven bevrijd. Koningin Wilhelmina zou in een open auto een feestelijke intocht maken in de stad. De mensen stonden rijen dik langs de route. Ik stond met mijn vrouw, dochter en een paar stamgasten voor het café. Daar komt de auto om de hoek. De koningin zwaait. Maar wie zit er naast haar? Ik twijfel geen moment: dat is ‘de onbekende heer’.  De man tikt de chauffeur op zijn schouder en de auto stropt voor het café. De man stapt uit,

komt recht op mij af en geeft mij een stevige hand. “Dag meneer Van Mierlo. Nu ken ik u natuurlijk wel. Hartelijk dank voor uw gastvrijheid, voor uw durf en uw vertrouwen in ons”. Het volgende moment zat hij weer naast de koningin en vervolgde de stoet zijn tocht.

 Ik heb nooit geweten wie die man was, maar hij zat naast de koningin. Hij moet wel een belangrijk man geweest zijn van het verzet in Brabant.


Ontmoeting op het station

Op een ochtend kwam ik, zoals elke dag, met de trein uit Den Bosch aan op

station Eindhoven, op weg naar Philips. Er was een ongebruikelijke drukte

op het station. Er waren veel Duitse soldaten die op alle perrons drukdoende heen en weer liepen. Het bleek dat er zojuist een trein met Joden was binnengelopen; ren transport op weg naar een concentratiekamp.

Ik stond er een paar seconden met verbazing naar te kijken. Nog

verbaasder was ik toen ineens een knappe jonge blonde vrouw mij een arm gaf en vroeg: “Dag meneer, mag ik met u meelopen door de uitgang”? Je had in die  tijd een perronkaartje nodig. Dat had ze blijkbaar niet. Ik kende al die conducteurs en controleurs die daar in groepjes bij elkaar stonden en zij kenden mij. Ze kwamen vaak na het werk bij ons in ’t café  een afzakkertje nemen voordat ze naar huis gingen. Ik werd dus zelden gecontroleerd. In het voorbijlopen riep er een: “Hé Jan, wa mot da met da meske? Wit Dientje doarvan”? (Dientje is mijn vrouw). Ik antwoordde luchtig: “Dat is mijn nichtje uit Den Bosch.”

Buiten het station zei het meisje: ”Dank u wel meneer. U hebt mijn leven gered. Ik ben Jodin en ik ben zojuist ontsnapt uit de trein naar Auschwitz. Ik zal u nooit vergeten”. Ik schrok me wild en zei iets van: “ Maar goed dat je dat niet eerder gezegd hebt, anders had ik nooit zo ontspannen door de controle kunnen lopen. Ik kan je verder niet helpen. Ik moet naar mijn werk”. Haastig verdween ze in de meute die in de richting van de Philipsfabrieken liep.

Jaren later, lang na de bevrijding, liep ik met mijn vrouw in Den Haag. We stonden even te kijken in de etalage van een stoffenzaak.  Plotseling kwam er een vrouw naar buiten gerend. Ze vloog me om de nek. Ze herkende mij en, hoewel haar haar nu niet meer geblondeerd was, herkende ik haar ook: de Jodin uit de trein! We moesten binnen komen. Ze was getrouwd met een kleermaker en ze hadden hier hun zaak. Ik mocht zoveel stalen stof uitzoeken dat ik wel tien pakken kon laten maken; zo dankbaar was ze. Het werden er drie.  

Ze heeft woord gehouden. Ze had gezegd dat ze mij nooit zou vergeten!

2 reacties

  1. ada Zantman schreef:

    Bijzondere verhalen van Jan van Mierlo. Goed dat ze nu aandachtig bewaard worden. En wat fijn dat Kees er weer behoorlijk fris bij staat.

  2. Ida schreef:

    Mooie verhalen en terecht dat ze gepubliceerd zijn ! Doordat er allerlei verschillende herkenbare plaatsen worden genoemd ook heel herkenbaar voor anderen denk ik. Je had het ons al wel eens verteld Ria maar leuk dat het nu op deze manier ook is vastgelegd !

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

.elementor-kit-13633 a { color: #1b0909; }